Retorica
De moeder – of misschien wel de grootmoeder – aller politieke dooddoeners is wel de frase: ‘We moeten eerst met zijn allen beslissen wat we aan willen met ......’, waarna het onderwerp of thema van keuze kan worden ingevuld. Deze frase heeft een eerdere dooddoener vervangen die elk kritisch geluid smoorde met de wijsheid 'Dat hebben we nu eenmaal met zijn allen met elkaar zo afgesproken'. Alsof parlementaire democratie een vorm van democratisch centralisme is, en alsof parlementaire besluitvorming op basis van 'volksraadpleging' plaatsvindt. Van ophokplicht voor hobbykippen tot de invoering van een nieuw zorgverzekeringsstelsel is mij nooit om mijn mening gevraagd, laat staan dat ik hierover iets heb afgesproken. Wet- en regelgeving vindt namens mij en voor mij, maar ook zonder mij plaats. De discussies over de invoering van een referendum laten ten overvloede zien dat volksraadpleging juist het laatste is was de gevestigde politieke orde wil. Het motto werd vooral gebruikt om de burger te verplichten zich aan afspraken te houden die hij of zij nu juist zelf NIET had gemaakt.
De nieuwe dooddoener wordt door politici in drie gevallen gebruikt. Als zij bepaalde ontwikkelingen willen vertragen zoals bijvoorbeeld Tony Blair: ‘Eerst moeten we in Europa consensus zien te bereiken over wat we met de EU aan willen’. In de tweede plaats wanneer politici zelf niet weten wat ze met een onderwerp aan moeten, en dan gaan oproepen tot een Brede Maatschappelijke Discussie, zoals de Nederlandse regering deed onmiddellijk na de verwerping van de Europese Grondwet door een overtuigende meerderheid van de kiezers. Tenslotte halen politici de dooddoener van stal als ze niet willen toegeven dat beleid op een mislukking is uitgelopen. De grenzen tussen deze categoriën zijn natuurlijk uiterst dun: de Nederlandse regering probeert met de overigens alweer afgeblazen BMD over Europa niet alleen de eigen radeloosheid, maar ook het démasqué van haar eigen Europabeleid toe te dekken. Blair beseft maar al te goed dat de door hem bepleite modernisering van Europa binnenlands op de tradtionele Britse Euroscepsis en in Europees verband op de onwil of het onvermogen tot modernisering van met name Frankrijk en Duitsland zal stranden.
Het PvdA-kamerlid Brugman gaf een staaltje van het gebruik van de dooddoener ten beste in het programma Buitenhof van zondag 23 oktober. Zij beantwoordde de forse kritiek op het studiehuis waarover een vernietigend rapport was verschenen, met de oproep om het eerst maar eens met elkaar eens te worden over wat in de hedendaagse kennismaatschappij van onderwijs verwacht mag worden.
Men mag toch rederlijkerwijs verwachten dat een dergelijke discussie vóór de invoering van het studiehuis gevoerd zou zijn. Dat werd immers een jaar of zeven geleden geïntroduceerd toen Manuel Castells driedelige verhandeling over economie, politiek en cultuur in 'the information age' hoog op de internationale bestsellerslijsten scoorde en in Nederland Paul Frissen's boek De Virtuele Staat het bureau van menig (onderwijs) bestuurder opsierde. Afgaande op de oproep van Brugman is één en ander indertijd volledig aan de politiek in het algemeen en de voor onderwijs verantwoordelijke bewindspersonen in het bijzonder voorbij gegaan. Maar afgezien van de vraag hoe de klok stilgezet of zelfs teruggedraaid zou kunnen worden om deze discussie alsnog te voeren, staat één uitkomst daarvan wel vast. Tot welke eisen aan het onderwijs in de 'kenniseconomie' dit debat ook zou leiden, het studiehuis zal daaraan niet voldoen. Zou dat wel het geval zijn was de hele discussie immers overbodig.
Impliciet gaf het Kamerlid dus het failliet van het studiehuis toe. Wellicht durfde ze dat niet hardop te zeggen uit piëteit voor haar twee dagen eerder overleden collega-Tweede-Kamerlid en partijgenote Adelmund die als staatssecretaris verantwoordelijk was voor de invoering van het studiehuis. De naam van de aanstichtster van al dit onheil viel niet één maal, zoals ook zeker niet werd gememoreerd dat haar grootste verdienste als staatssecretaris van OC&W bestond uit de uitbreiding van het politieke jargon met de term 'zwabberen'.
Met het aanhalen van de grootmoeder aller dooddoeners maskeerde Brugman ook haar eigen gebrek aan visie op wat van onderwijs in de 'kenniseconomie' verwacht mag worden. Door te doen alsof de kennseconomie een fenomeen van vandaag of gisteren is, demonstreerde ze het schrijnend gebrek aan kennis en intellect dat sinds het afleggen van de ideologische veren door Kok in de PvdA en sinds de revolutie van 'Professor Pim' in de Nederlandse politiek in het algemeen de norm is geworden. Onderzoek en onderwijs zijn aan dit kamerlid in elk geval niet besteed geweest. Eén ding is wel duidelijk: onderwijs is te belangrijk om aan politici over te laten. Daar kunnen we het met zijn allen wel over eens zijn.
Tuesday, October 25, 2005
Subscribe to:
Posts (Atom)